Een surrealist die ik altijd wat verwaarloosd heb is Balthus. Tot vorige week was werk van hem te zien in het
Ludwig museum in Keulen. Zelf beweerde hij helemaal geen surrealist te zijn. Toch wordt hij de Freud van de schilderkunst genoemd. Freud stelde dat ons verstand slechts een schaamlapje is voor het kindse en het primitieve in ons. Het is die stelling die de surrealisten hebben toegepast op de kunst. Ze beweerden dat het verstand echte kunst in de weg stond en deden er bij de productie van hun werk alles aan om het uit te schakelen. Bekende voorbeelden zijn de
écriture automatique en het vrij associëren van beelden. Het resultaat zijn de droomachtige taferelen van Magritte, Dali, de Chirico etc.
Toch kan je niet ontkennen dat ook in Balthus’ schilderijen een dromerig sfeertje hangt. Ze zijn duidelijk niet het gevolg van een surrealistische methodiek, maar het resultaat is wel gelijkaardig. Dat komt wellicht omdat hij het domein van de puberteit aanroert, een toestand die inderdaad weinig met verstand te maken heeft. Het kinderlijke is nog altijd aanwezig, maar wordt aangevuld door opkomende sexuele verlangens. Ach, eigenlijk was Balthus gewoon geïnteresseerd in pubermeisjes. Hij portretteerde ze liefst half gekleed en in licht suggestieve poses. De onschuld is nog aanwezig, maar lang zal die niet meer standhouden. We zien meisjes met een ontblote borst, met een openvallende kamerjas, met opgetrokken benen in korte rok etc. Dat alles in burgerlijke interieurs en liefst in gezelschap van andere meisjes of kinderen.
In zijn tijd werd één en ander behoorlijk shockerend gevonden. En sinds Dutroux nu wellicht opnieuw. Tegelijk blijft het een onderwerp dat velen fascineert. Denken we maar aan de Japanse obsessie voor schoolmeisjes, die o.a. in Manga strips uitdrukking vindt. Wel grappig in dat verband is dat Balthus’ tweede vrouw een Japanse was, die bovendien 35 jaar jonger was dan hijzelf. En, zijn eerste vrouw was zo jong dat hij meer dan 10 jaar moest wachten om haar te trouwen. Ze had trouwens nog model voor hem gestaan en komt voor op verschillende van zijn schilderijen. Zelf zegde hij dat meisjes veel interessanter zijn dan vrouwen. Ze zijn nl. nog onvoltooid, het mysterie is nog aanwezig. Jaja, dat zal wel.
Ondanks de controverse die zijn schilderijen veroorzaakte, weigerde hij jarenlang elke uitleg. Hij vond schilderen een taal op zich en praten over een schilderij daarom onzinnig. En praten over de schilder nog meer. Over zijn leven is ondertussen echter heel wat bekend, en ook over zijn techniek en over de schilders die hij tot voorbeeld nam. Zijn levenswandel was redelijk buitengewoon. Over zijn Japanse vrouw hadden we het al, maar hij woonde ook in een gigantisch chalet in Zwitserland (vroeger een hotel) en liet zich op twijfelachtige gronden graaf noemen. Hij schilderde wel heel erg op zijn gemakske en produceerde amper één schilderij per jaar. Zijn royale levensstijl had hij zeker in het begin van zijn carrière eerder aan zijn rijke afkomst te danken.
Een schilder die hij erg bewonderde was
Piero della Francesca, met wiens stijl de zijne inderdaad opvallende overeenkomsten vertoont. Idem voor het werk van Géricault en Courbet. Minder qua stijl maar eerder inhoudelijk zijn er overeenkomsten met Degas en Bonnard, ook ouwe snoepers die graag jonge meisjes afbeeldden. En uiteraard, hoe voorspelbaar toch, was hij een liefhebber van het werk van Lewis Carrol (
Alice in Wonderland).
Balthus vond van zichzelf dat hij de schilderstiel goed beheerste, ondanks het feit dat hij nooit een formele schildersopleiding genoot. Hij had weinig goede woorden voor de schilderkunst van zijn tijd (vnl. abstracte kunst) en vond dat het schildersambacht teloor ging. Omgekeerd kon hij zelf op veel interesse van die verloren schilders rekenen. Picasso was bv. erg door zijn werk geboeid, iets dat misschien meer met de inhoud dan met de stijl te maken had.
Erg veel schilderijen kreeg ik in Keulen niet te zien, amper een zaal of vier. Maar het was wel de moeite. La Toilette de Cathy (zie foto) is heel tof en ook
La Montagne, twee schilderijen waar ook zijn eerste vrouw op staat. Ook Les Beaux Jours vond ik erg goed. In een aparte zaal hingen er tekeningen en grafiek van zijn hand. Vooral de illustraties die hij maakte voor een uitgave van
Wuthering Heights zijn mij daarvan bijgebleven. Wat opviel was dat iemand die zo zelfingenomen was over zijn ambachtelijke kwaliteiten, zijn schilderijen zo slordig afwerkte. Op sommige werken was het rooster nog duidelijk zichtbaar of waren correcties uitgevoerd in pastelkrijt of schemerde de onderlaag duidelijk door. Typisch is het gebruik van weinig gesatureerde kleuren, meestal op een paar groene of rode plekken na. Erg plezant bij hem vind ik de lichamelijke disproporties. Die zijn ook typisch voor het puberlijf, bv. een te groot hoofd of te lange benen.
Ik kon het niet laten om ook de vaste collectie in het Ludwig museum nog eens te samplen. Vooral de Richter-zaal kon mij weer erg bekoren. Er is Richter’s versie van het beroemde Nu Descendant un Escalier en zijn 4069 Farben. Maar, om echt van achterover te vallen zijn toch nog altijd de 48 portretten van filosofen, schrijvers, componisten etc. Voor het eerst viel mij op dat ze zodanig zijn opgehangen dat al die knappe koppen je recht aankijken als je in het midden staat. Werkelijk een intimiderende ervaring. Er was ook een mini-tentoonstelling over
het glasraam dat Richter voor de Keulse dom ontwierp. Over dat raam later hopelijk meer. Want na mijn bezoek aan het Ludwig museum toog ik naar de kathedraal om het glasraam te gaan bewonderen, maar er was helaas een kerkdienst aan de gang. Buitenwippers hielden ongelovigen tegen en mijn pleidooi dat ik speciaal uit Brussel kwam maakte weinig indruk. Het argument dat ik vooral in de kunst geloof heb ik maar voor mezelf gehouden.
Labels: Expoverslag