Oh, wat een ramp!
Een ramp kan prachtig zijn. Wie schept er geen pervers genoegen in het bekijken van een vulkaanuitbarsting op televisie? Een atoomexplosie, een tornado, een instorting, een overstroming: het is allemaal even mooi. Zelfs een auto-ongeluk. Bedenk hoe graag je zou willen stoppen als je er langs moet, niet om de menselijke slachtoffers te zien maar om de schoonheid van het verwrongen staal te bewonderen. Wel, stoppen is niet langer nodig. We hebben daar nu een schilder voor. Zijn naam is Dirk Skreber, een Duitser die al een jaar of vijf in New York woont. Hij is over de grote plas bekend geworden, pas in 2008 had hij een solotentoonstelling in Europa. Die vond plaats in Baden-Baden, iets te ver om comfortabel te zijn. Maar eind vorig jaar kreeg de liefhebber een mooi alternatief: twee kleine exposities op hetzelfde moment, één in Nederland en één in eigen land. De eerste in de Hallen in Haarlem, de tweede in het Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle. Ook ik stop graag voor een auto-ongeluk, dus ik heb beide bezocht. In Haarlem hingen werken uit de reeksen "It Rocks Us So Hard Ho Ho Ho" en "Killer Wheels". Auto-ongelukken vormen het thema, maar enkel in de eerste reeks worden de ongevallen in al hun glorie afgebeeld. We krijgen meestal twee wrakken per schilderij te zien, auto's die kunstig rond een paal geplooid zijn of doorboord werden door een vangrail. Dezelfde wrakken komen op meerdere schilderijen voor, niet zo vreemd als je weet dat sommige ervan "op maat" zijn gemaakt. De andere reeks bestaat uit werken waarop in het rond vliegende auto-onderdelen, meestal wielen, worden afgebeeld. De titels wekken de indruk dat het een amusant onderwerp betreft, maar ze zijn uiteraard ironisch bedoeld. Ze moeten de aandacht afleiden en ons helpen om het beeld vanuit een esthetisch standpunt te bekijken. We moeten leren leven met ongelukken en rampen. Geen probleem, want de wrakken en de wielen zijn meesterlijk geschilderd: mooie dégradés op de achtergrond, complementariteit van suggestie en detail, een materiële verfbehandeling, een goed evenwicht tussen saturatie en desaturatie, een trefzekere compositie, een perfecte "rendering" van de oppervlakken. Dat laatste is erg belangrijk als je bedenkt uit welke diverse materialen een auto is samengesteld. Het formaat van de schilderijen is indrukwekkend, 1m70 op 2m90 is een typische afmeting. Over naar Deurle. Tot mijn grote verbazing trof ik daar twee echte autowrakken aan. Die zijn op verzoek van de kunstenaar geproduceerd door een Duitse firma die zich in crashtests specialiseert. Het betrof respectievelijk een donkerblauwe Audi A6 en een zilvergrijze Citroën C5. Voorwerp van impact was een stalen paal die deel uitmaakt van de installatie. Het resultaat is de naam "sculptuur" zeker waard, je herkent nog wel een auto maar de belangrijkste onderdelen zijn hun oorspronkelijke vorm kwijt en staan niet langer in een functionele verhouding tot elkaar. Indrukwekkend. In dezelfde zaal kregen we er nog twee schilderijen uit de reeks "Super Heroes" bovenop. Als je het schilderijen mag noemen, want ze werden gecreëerd met tochtbanden, jawel. Deze werken beelden helden af uit de Amerikaanse comic strip. De banden zijn horizontaal op gelijke afstand van elkaar op een contrasterende ondergrond geplakt, het beeld ontstaat door op de juiste plaats het schuim te verwijderen. Het resultaat doet erg aan Op-art denken. Door de strepen zijn de helden nog amper zichtbaar, als waren het slechts schimmen uit onze fantasie. Veel concrete hulp bij al die ongelukken gaan we van hen niet krijgen. Op de expo in Haarlem kocht ik de cataloog van de expo in Baden-Baden. Daaruit blijkt dat Skreber's oeuvre redelijk consequent is: sinds 1999 is het hoofdzakelijk aan het thema "ramp" gewijd. Ik kende de schilderijen van overstromingen, maar er zijn ook werken met luchtbeelden van eilanden in de Stille Zuidzee besmet door kernproeven, foto's van verdachte Iraanse kerncentrales waarover met tochtstrips het beeld van twee dansende cowboy's is aangebracht, een foto van het brandende vliegtuig van de Amerikaanse president waarover op dezelfde manier een beeld van een terrorist is "geschilderd", enzoverder. Laatstgenoemde reeksen zijn misschien wat te anekdotisch, Skreber wil er de inwoners van zijn gastland duidelijk een spiegel mee voorhouden. Er is ook werk dat minder in het rijtje lijkt te passen, met name de installaties met schaalmodellen van torens en omheiningen. Ook zijn vroegste werk is afwijkend: schilderijen van locomotieven. Hoewel, op sommige ervan zitten de treinen duidelijk op een ramkoers. Grappig is dat zijn huidig werk ooit te zien was op een expositie onder de titel "Painspotting", een ironische verwijzing naar de "Trainspotting" uit zijn beginperiode. Laten we het tenslotte eens over Skreber's werkmethode hebben. Die is in eerste instantie niet zo verschillend van deze van andere hedendaagse artiesten, ik zou het de Rubens-methode willen noemen. Dat betekent dat je met assistenten werkt, maar zelf de ideeën levert en -net als Rubens- altijd de laatste hand legt aan een werk. Waarin Skreber's aanpak afwijkt is het gebruikte materiaal. Een deel van de werken, onder andere deze uit de reeks "Killer Wheels", is geschilderd op vinyl. Op deze onorthodoxe drager heeft hij vooraf een foto laten drukken die bijvoorbeeld in de reeks "Na(h)tanz" nog zeer goed te zien is. En dan zijn er de tochtstrips. Meesterlijk om ze voor beeldende doeleinden te gebruiken, maar het is algemeen bekend dat de levensduur ervan erg beperkt is (maximaal 2 jaar bij huishoudelijk gebruik). Ook vinyl lijkt mij geen materiaal voor de eeuwigheid. Hoe ironisch dat een schilder die rampen schildert, zelf op een catastrofe afstevent wat de houdbaarheid van zijn werk betreft. In de cataloog wordt gezegd dat de schilder bewust met vuur speelt, dat het in het ganse concept past. Veel consequenter kan hij inderdaad niet zijn als zijn werk uiteindelijk zichzelf vernietigt. Maar laten we hopen dat dat niet gebeurt, een laagje vernis kan wonderen doen. Zelf zou ik graag zo lang mogelijk van Skreber's werk willen genieten, een betere vorm van ramptoerisme kan ik echt niet bedenken.
Labels: Expoverslag