Onlangs stond ik op de academie toch wel voor een gesloten deur zeker. We hadden bericht gekregen dat we zaterdagmorgen op de
Dag van het DKO in het centrum van Gent werden verwacht. Maar ik had daar niet aan vastgeknoopt dat de ateliers niet toegankelijk zouden zijn. Ik zag het mij wel een paar uur rooien zonder de hulp van mijn leraar, maar helaas. De DKO manifestatie begon te laat om nog op tijd terug in Brussel te zijn, dus moest ik een andere activiteit bedenken. In zo’n omstandigheden is er gelukkig altijd onze trouwe vriend het museum. Al vlug stond ik dus in het
Museum voor Schone Kunsten, waar ik als academiestudent voor het symbolische bedrag van 1 euro en 20 cent werd toegelaten. Ik was al eens in het vernieuwde museum ter gelegenheid van de tentoonstelling British Vision die toen ongeveer de helft van het museum in beslag nam. Dit ten nadele van de vaste collectie, die nu terug over het ganse museum verspreid is. Ik had de vernieuwde zalen toen al danig op prijs gesteld, maar nu heb ik pas echt hoogte gekregen van het resultaat van de verbouwing. Het museum is terug wat het ooit was: een tempel ter verering van de Schone Kunsten. Dat was ten tijde van Jan Hoet wel even anders, in de halfronde ruimte waar nu terug de traditionele beeldhouwkunst gevierd wordt stond twintig jaar geleden een vliegtuig van Panamarenko en ergens anders in het museum zag ik ooit een beeld van Maurizio Cattelan dat de paus uitbeeldde die door een meteoor was getroffen. Het museum zag er toen al afgeleefd uit, Gent heeft lang moeten wachten op een plek die zijn collectie Schone Kunst waardig was. Alles ziet er nu echter pico bello uit. De dakvensters geven terug licht, de muren hebben passende kleurtjes, er zijn bewakingscamera’s en je voelt de klimaatcontrole aan je gezondheid vreten. Ook de buitenkant heeft terug het aanzicht van een tempel, vooral de mooi gerestaureerde friezen vallen op, alle vogelpoep is deskundig verwijderd. De vaste collectie komt beter tot zijn recht dan ooit. Het is een burgerlijke collectie, typisch voor het Gent van rond de eeuwwisseling denk ik. Er zijn wat impressionisten en symbolisten te zien (mooie werken van Emile Claus), er zijn toffe werken van James Ensor (onder andere een glazen kooi met een tekening van de Intocht van Christus in Brussel), heel veel Latemse school en expressionisme (mooie dingen van Gustaaf van de Woestijne) en zowaar een paar surrealisten (er hangt zelfs een Magritte). Maar er is ook oude kunst en die is niet te versmaden. Enorm veel barokwerk, onder andere een Rubens (Franciscus van Assisi ontvangt de stigmata), meerdere Anthony’s Van Dyck (bv. Jupiter en Antiope) en ook Jacob Jordaens. Mooie portretten van o.a. Frans Hals en Cornelis Vos. Uit de tijd van de Romantiek hing er een zeer mooi portret van Géricault (portret van een kleptomaan). Onderweg kwam ik ook nog een werk van Corot tegen, de favoriete landschapschilder van mijn leraar. Een collectie van wereldformaat zullen we maar zeggen zeker, op het gevaar af van voor chauvinist te worden uitgemaakt. In elk geval een collectie waaruit je veel kan leren over de kunstgeschiedenis, een terugkeer naar het museum als educatief walhalla. Bekijk in dat verband zeker ook de schitterende website. En wist je dat alle schilderijen, ja allemaal, virtueel te bezichtigen zijn op
www.vlaamsekunstcollectie.be?
Labels: Expoverslag