High and low painting
Hoe verhoudt voetbal zich ten opzichte van schaken? Staat een gastronomisch diner boven een pak friet? Houdt u van Schlagers of van opera? Van graffiti of van Rubens? Moeilijke keuze.
Nu toch, want vroeger waren uitingen van "high culture" enkel toegankelijk voor de elite. Maar waarom zouden we kiezen als we het vandaag de dag allemaal kunnen hebben? De ene keer gaan we naar Anderlecht kijken, de andere keer dineren we bij Comme Chez Soi. Of we doen beide tegelijk (niet zo denkbeeldig met die voetballoges), dat is pas echt postmodern. Hedendaagse schilders zijn ons op dat vlak natuurlijk wel al voorgeweest. Sterker nog: ze combineren high en low culture binnen hun eigen discipline. Warhol was er zo één en een recenter voorbeeld is Jef Koons. Vergeet ook Picasso niet die de primitieve kunst in de Westerse kunst binnensmokkelde en Keith Haring die hetzelfde heeft gedaan met de grafitti. Het hangt er ook gewoon van af hoe je het bekijkt, wie wat dieper graaft ziet ook in het Huilend Zigeunermeisje een waar kunstwerk. Wie momenteel meesterlijk de uithoeken van het culturele spectrum combineert is Kati Heck. Deze Antwerpse schilderes van Duitse afkomst wisselt op eenzelfde doek academisch correct realisme af met kinderlijke illustratie en neo-expressionistische interventies. De veelal naakte menselijke figuren worden meestal maar gedeeltelijk afgewerkt, handen en voeten worden er zomaar wat bijgetekend, liefst veel te groot en fel ingekleurd. Ook thematisch wordt een breed register opengetrokken. Ze lijkt zich vooral te baseren op foto's van de bizarre theaterstukjes die ze met haar vrienden opvoert, voortbouwend op een traditie die door de Dadaïsten werd gestart. Daarnaast barst het van verwijzingen naar de Duitse populaire cultuur: Zwan-worsten, platte volkswijsheden, reclame-iconen, onderbroekenlol, bier en kebap zijn maar enkele elementen die haar composities bevolken. De schilderijen zijn groot waardoor het collage-effect overstegen wordt en het groteske karakter van de taferelen nog wordt versterkt. Behalve de esthetische kwaliteit die haar fusie-keuken oplevert geniet ik van de humor en zelfrelativering van de kunstenares. Ze ontkent het belang niet van de schilderkunst maar tegelijk lacht ze er eens goed mee, zoiets. Een werk dat dit treffend illustreert is Keine Zeit für Meisterwerke, waarop de personages al met een half been in het graf lijken te staan maar zich voorlopig nog rot amuseren. De titel verwijst naar de discipline die schilderen vereist willen er een meesterwerken uit voortkomen. Het leven is echter te leuk en te kort daarvoor, misschien een verklaring voor haar schilderstijl met gaten? Leuk is dat ik een exemplaar op de kop heb kunnen tikken van de lino waarop dit schilderij gebaseerd is. Hij werd aan een redelijke prijs aangeboden bij Stella Lohaus in Antwerpen. Dit ter gelegenheid van een schitterende expo aldaar met het laatste werk van Kati Heck. Wat daar te zien was wil ik nog even beschrijven. Een gigantisch drieluik (getiteld "Die Handlanger in Gugelhupfhaltung") in een rustiek kader met houtsnijwerk sierde één van de wanden. Centraal daarop vier vrouwen in slip, vergezeld van een grijze pijprokende geest en een zittende dikke man met een kalkoen op schoot met een kop die verdacht veel op iets anders lijkt. Een van de vrouwen trapt op een zielig cartoonesk figuurtje in de vorm van een aardappel. In koeien van letters is volgend zelfbedacht gezegde boven het tafereel geschreven: "Jucken tut's meist an der Wurzel". Eenzelfde aanpak op de twee andere luiken, onder de titel "Lange Finger fangen Fische": naakte en halfnaakte figuren met vreemde attributen zoals een gigantische augurk. De twee andere werken zijn wat meer beheerst: een man in het zwart lijkt letterlijk herinneringen op te graven (onder de mysterieuze titel "Der Anusflatterer und sein Bingo") en een jonge man op een tafel wordt bepoteld door een oudere man en wordt daarbij zijdelings gadegeslagen door zichzelf ("Fils à papa zur Visite (mit Mistery Figure)"). Schitterend hoe je deze werken als schilderij perfect begrijpt hoewel ze inhoudelijk nauwelijks ergens op lijken te slaan. In de ruimte staat ook een beeldengroep in hout: een bebaarde man zit met een grote pint aan een rustieke tafel, vergezeld van een augurk en een kebap (met guitige gezichtjes) onder de titel "Unrasiert und fern der Heimat - Ein Randgruppenstammtisch" (foto). Het werk is uitgevoerd door een traditionele beeldhouwer toen Heck in Oostenrijk op retraite was om haar laatste reeks schilderijen te vervaardigen (zie ook dit hilarisch filmpje). Zo wordt de gehele expo een installatie, een aanpak die Heck al eerder met succes heeft gedemonstreerd. Het werk van Kati Heck is een complete artistieke belevenis, high en low culture tegelijk.
Nu toch, want vroeger waren uitingen van "high culture" enkel toegankelijk voor de elite. Maar waarom zouden we kiezen als we het vandaag de dag allemaal kunnen hebben? De ene keer gaan we naar Anderlecht kijken, de andere keer dineren we bij Comme Chez Soi. Of we doen beide tegelijk (niet zo denkbeeldig met die voetballoges), dat is pas echt postmodern. Hedendaagse schilders zijn ons op dat vlak natuurlijk wel al voorgeweest. Sterker nog: ze combineren high en low culture binnen hun eigen discipline. Warhol was er zo één en een recenter voorbeeld is Jef Koons. Vergeet ook Picasso niet die de primitieve kunst in de Westerse kunst binnensmokkelde en Keith Haring die hetzelfde heeft gedaan met de grafitti. Het hangt er ook gewoon van af hoe je het bekijkt, wie wat dieper graaft ziet ook in het Huilend Zigeunermeisje een waar kunstwerk. Wie momenteel meesterlijk de uithoeken van het culturele spectrum combineert is Kati Heck. Deze Antwerpse schilderes van Duitse afkomst wisselt op eenzelfde doek academisch correct realisme af met kinderlijke illustratie en neo-expressionistische interventies. De veelal naakte menselijke figuren worden meestal maar gedeeltelijk afgewerkt, handen en voeten worden er zomaar wat bijgetekend, liefst veel te groot en fel ingekleurd. Ook thematisch wordt een breed register opengetrokken. Ze lijkt zich vooral te baseren op foto's van de bizarre theaterstukjes die ze met haar vrienden opvoert, voortbouwend op een traditie die door de Dadaïsten werd gestart. Daarnaast barst het van verwijzingen naar de Duitse populaire cultuur: Zwan-worsten, platte volkswijsheden, reclame-iconen, onderbroekenlol, bier en kebap zijn maar enkele elementen die haar composities bevolken. De schilderijen zijn groot waardoor het collage-effect overstegen wordt en het groteske karakter van de taferelen nog wordt versterkt. Behalve de esthetische kwaliteit die haar fusie-keuken oplevert geniet ik van de humor en zelfrelativering van de kunstenares. Ze ontkent het belang niet van de schilderkunst maar tegelijk lacht ze er eens goed mee, zoiets. Een werk dat dit treffend illustreert is Keine Zeit für Meisterwerke, waarop de personages al met een half been in het graf lijken te staan maar zich voorlopig nog rot amuseren. De titel verwijst naar de discipline die schilderen vereist willen er een meesterwerken uit voortkomen. Het leven is echter te leuk en te kort daarvoor, misschien een verklaring voor haar schilderstijl met gaten? Leuk is dat ik een exemplaar op de kop heb kunnen tikken van de lino waarop dit schilderij gebaseerd is. Hij werd aan een redelijke prijs aangeboden bij Stella Lohaus in Antwerpen. Dit ter gelegenheid van een schitterende expo aldaar met het laatste werk van Kati Heck. Wat daar te zien was wil ik nog even beschrijven. Een gigantisch drieluik (getiteld "Die Handlanger in Gugelhupfhaltung") in een rustiek kader met houtsnijwerk sierde één van de wanden. Centraal daarop vier vrouwen in slip, vergezeld van een grijze pijprokende geest en een zittende dikke man met een kalkoen op schoot met een kop die verdacht veel op iets anders lijkt. Een van de vrouwen trapt op een zielig cartoonesk figuurtje in de vorm van een aardappel. In koeien van letters is volgend zelfbedacht gezegde boven het tafereel geschreven: "Jucken tut's meist an der Wurzel". Eenzelfde aanpak op de twee andere luiken, onder de titel "Lange Finger fangen Fische": naakte en halfnaakte figuren met vreemde attributen zoals een gigantische augurk. De twee andere werken zijn wat meer beheerst: een man in het zwart lijkt letterlijk herinneringen op te graven (onder de mysterieuze titel "Der Anusflatterer und sein Bingo") en een jonge man op een tafel wordt bepoteld door een oudere man en wordt daarbij zijdelings gadegeslagen door zichzelf ("Fils à papa zur Visite (mit Mistery Figure)"). Schitterend hoe je deze werken als schilderij perfect begrijpt hoewel ze inhoudelijk nauwelijks ergens op lijken te slaan. In de ruimte staat ook een beeldengroep in hout: een bebaarde man zit met een grote pint aan een rustieke tafel, vergezeld van een augurk en een kebap (met guitige gezichtjes) onder de titel "Unrasiert und fern der Heimat - Ein Randgruppenstammtisch" (foto). Het werk is uitgevoerd door een traditionele beeldhouwer toen Heck in Oostenrijk op retraite was om haar laatste reeks schilderijen te vervaardigen (zie ook dit hilarisch filmpje). Zo wordt de gehele expo een installatie, een aanpak die Heck al eerder met succes heeft gedemonstreerd. Het werk van Kati Heck is een complete artistieke belevenis, high en low culture tegelijk.
Labels: Expoverslag
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home