zondag, december 02, 2007

De zappende schilder

Dit artikel is ook verschenen op Urbanmag.

Meer dan ooit zijn we het beu om verteld te worden wat we in een kunstwerk moeten zien. Als een werk niet direct aanspreekt, is een beetje uitleg nog welkom. Maar van een schilderij dat zichzelf uitlegt, dat te anekdotisch is, moeten we niets hebben. Er moet een beetje mysterie zijn, we moeten er zelf een verhaal in kunnen zien. Ook in de film is deze trend waar te nemen. David Lynch bv. maakt films die uit niets anders dan los aaneengeschakelde scènes bestaan. Het is aan de kijker om er een betekenisvol geheel van te maken. Daarbij is niet één betekenis de juiste, alle betekenissen zijn evenwaardig.

Schilderijen zijn een nog efficiënter medium om dit effect te bereiken. Je kan de verschillende beelden die een schilderij samenstellen namelijk in één oogopslag zien. Bij films (en bijvoorbeeld ook bij literatuur) ben je overgeleverd aan een opgelegde sequentie. Je kan het einde van de film niet zien terwijl je naar het begin kijkt. Een zekere Koelesjov heeft aangetoond dat de volgorde van beelden zeer bepalend is voor de perceptie van het verhaal. Wat niet wegneemt dat ook schilderijen een leesrichting hebben. Bijvoorbeeld de diagonaal van linksboven naar rechtsonder die je onder andere in schilderijen van Rubens terugvindt.

Maar dat alles wist je als ware kunstliefhebber natuurlijk al lang. Ik had gewoon een inleiding nodig voor mijn verhaal over de schilder Robert Devriendt. Die stelde onlangs een aantal van zijn zogenaamde sequenties voor in galerij Baronian Francey in Brussel. Wie Devriendt nog kent van zijn dierenportretten kan al vermoeden dat het om kleine schilderijen gaat. Het gaat in dit geval om heel kleine schilderijen, amper 10 bij 12cm. Hij hangt ze in reeksen van 4 à 6. Door de kleine afmetingen zie je de ganse sequentie in één keer, alsof je in één keer een ganse film ziet. De inhoudelijke afstand tussen de beelden is echter veel groter, wat stimulerend op de verbeelding inwerkt.

Verspreid over de 7 sequenties komen wel steeds gelijkaardige beelden terug. Een sequentie bestaat typisch uit een landschap, een voet of een hand, een persoon gezien op de rug, een auto, een fragment van een dier. De beelden ogen zeer eigentijds, ze zouden bijeengezapt kunnen zijn bij het TV-kijken. Titel van de expo is "Heidegger's forest", verwijzend naar de filosoof die zijn werk schreef in een hut in het Zwarte Woud. Zelf moest ik, behalve aan David Lynch, ook aan de detectiveverhalen van Raymond Chandler denken. Chandler moderniseerde de format van de tot dan toe door Britse schrijvers gedomineerde detective, door het verhaal te herleiden tot een reeks van situaties waarbij de sfeer de overhand heeft op de inhoud. Een stijl die later werd opgepikt voor het vervaardigen van Amerikaanse misdaadfilms. Waarbij een flinterdun verhaal enkel fungeert als excuus om blonde filmdiva's, verlopen detectives en groteske maffiosi op te voeren.

Maar wat Devriendt ons presenteert is veel subtieler. Het gaat hier namelijk ook over schilderen. Over het sensueel aspect van schilderen, het feit dat de schilder wat hij weergeeft echt mooi vindt. In een interview in Kunsthart noemt hij schilderen een vorm van strelen. Het object wordt met de ogen afgetast om het op het doek te krijgen, het doek wordt gestreeld bij het aanbrengen van de verf. Hij verwijst in dat verband naar de Vlaamse Primitieven, schilders die ook bezeten waren door de weergave van mooie oppervlakken (bijvoorbeeld geborduurde stoffen). Devriendt zegt dat hij meeleeft met wat hij schildert, of het nu een persoon is of een ding. Op zijn doekjes zien we dan ook alleen maar mooie dingen: een sierlijke hand, bloemen in de knop, een traan op een wang, omgevallen bomen, de kop van een valk en, jawel, het koetswerk van een auto.

Dat brengt mij met mijn verhaal bij een boekje dat Devriendt ooit schreef. Het heeft de erg toepasselijke titel "Schilderen" en beschrijft de weemoedige zoektocht van de schilder naar de ultieme weergave van natuurlijke schoonheid. Het was de tijd dat Devriendt uitsluitend natuur of dode natuur schilderde. Er waren van zijn hand toen vooral schilderijtjes van opgezette dieren te zien. Hij zag er zelf een mooie metafoor voor het schilderen in. Bij een opgezet dier is het namelijk enkel nog de vacht die de illusie van een levend wezen in stand houdt. Ook een schilderij is slechts een dun vel waarop de schilder zijn beeld van de werkelijkheid projecteert. In het boekje (bemerk het verkleinwoord) geeft hij zeer plastische beschrijvingen van zijn atelier, van vissen, dode bomen, opgezette dieren, van schilderen in de vrije natuur. Leuk daarbij is dat hij objecten en sferen soms toeschrijft aan bekende schilders. Zo heeft hij het over een Rousseau-stemming, een Broodhaerts-plant, een De Chirico-fabrieksschouw. Hij raakt regelmatig hopeloos verstrikt in de beschrijving van wat hij ziet. Alles lijkt uiteen te vallen in een soort oersoep. Een mooiere analogie met verf als de materie waaruit schilderijen onstaan kon hij echt niet bedenken.

De expo in Baronian Francey is afgelopen, maar volgens Kunsthart mogen we binnenkort werk van Devriendt verwachten op twee andere tentoonstellingen. De eerste is een groepstentoonstelling in het SMAK onder de naam "Beyond the Picturesque". Die is echter uitgesteld tot april 2009 omwille van de expo over Paul McCarthy. De tweede is een overzichtstentoonstelling in het Marta in Duitstland, maar op de website van het museum daarover geen woord. The story continues!

Labels: