zondag, februari 24, 2008

Phantasialand bis

Dit artikel is ook verschenen op Urbanmag.

In Brühl, vlakbij Keulen, ligt Phantasialand. Een soort Duitse Efteling, vermoed ik. Geen haar op mijn hoofd echter dat daar binnen wil gaan. Zeker niet als het alternatief het Phantasialand bij uitstek van de schilderkunst is. Daarmee bedoel ik de expo “Para” van Neo Rauch in het Max Ernst Museum in Brühl. Enige stop in Europa na het MOMA in New York. En de laatste tentoonstelling van Neo Rauch voor lange tijd. Want na een vijf jaar durende steile opgang van zijn carrière is de schilder aan herbronning toe. Die opgang begon met de toekenning van de Vincent prijs in 2002, bekroond met een expositie in het Bonnefanten Museum in Maastricht. Die eerste expo heb ik indertijd bezocht, sindsdien ben ik echter niet meer op een tentoonstelling van zijn werk geraakt. Hoe ironisch dus, dat ik hier in Brühl sta op wat voorlopig zijn laatste expositie zal zijn. Ik pink alvast een traan weg.

Wie nog nooit van Neo Rauch gehoord heeft moest verbannen worden naar Phantasialand. Voor alle zekerheid volgt hier een korte inleiding. Laten we de 48-jarige schilder maar tot het Surrealisme rekenen, dan zijn we daar al vanaf. Hij zou het niet graag horen, want hij keurt het strikte karakter van hun methodiek af. Maar zijn werken hebben ontegensprekelijk iets van dromen, toch de favoriete inspiratiebron van de doorsnee surrealist. In diverse interviews heeft hij het over zijn eigen dromen, onder andere over de enorme Duitse boerderij die er steeds weer in opduikt en die in nogal wat schilderijen een rol speelt. Verder wordt gewezen op de invloed van het Sociaal Realisme en van de Pop Art op zijn werk. De eerste verwijzing heeft eerder te maken met de afkomst van de schilder dan met de stijl van zijn werk. Neo Rauch komt namelijk uit Leipzig, een stad gelegen in de vroegere DDR. Schilders werden daar misschien wel opgeleid tot sociaal realisten, maar wat daarvan overblijft is vooral de degelijke schilderstraining. Reden voor de kunsthistorische associatie is natuurlijk dat in Rauch’s schilderijen nogal wat personages opduiken in werkpakken. De taken die deze “arbeiders” uitvoeren lijken compleet zinloos, al was het maar door het bizarre karakter van de gebezigde werktuigen. De arbeid wordt dan ook met weinig overtuiging gepleegd en de personages kijken meestal nogal afwezig. Genoeg elementen om Rauch te bombarderen tot de schilder van de falende utopische samenleving die de DDR was. De schilder heeft daar zelf geen probleem mee, maar benadrukt dat deze interpretatie slechts één van de vele mogelijkheden is. “One is served with what one brings oneself” zegt een critcus daarover. De associatie met Pop Art vind ik obscuur. Misschien zijn het de felle kleurschema’s of de aanwezigheid van typografische elementen. Dat laatste lijkt mij eerder een gevolg van de opleiding toegepaste grafiek die de schilder genoot. Het is trouwens ook een ideetje dat vooral surrealisten graag toepassen. Neo Rauch ligt er allemaal niet wakker van, hij geniet intussen wereldwijde erkenning. Zijn werken gaan bij de grootste veilinghuizen over de toonbank voor duizelingwekkende bedragen. In zijn zog is een ganse reeks andere schilders uit Leipzig bekend geworden, men spreekt in dat verband zelfs over de Neue Leipziger Schule.

De schilder werkt in een gigantisch atelier, deel van een oude katoenspinnerij. Hij is moeilijk uit Leipzig weg te krijgen, de omgeving is noodzakelijk voor zijn schilderijen. Met dat doel fietst hij ook elke dag 20 km heen en weer tussen zijn atelier en zijn woning. Onderweg ziet hij de boerderijen waarvan we al spraken, de bosrijke landschappen, de vervallen fabrieken, de socialistische woonbouwprojecten. Ze vormen het decor voor de taferelen op zijn schilderijen. Hij begint altijd met dit decor, hij heeft het nodig als podium voor zijn personages. Die personages zijn meestal klonen van hemzelf, soms in een duivelse versie met een sikje. Verder duikt regelmatig een vrouwelijke figuur op en zien we ook wel eens een dwerg figureren of een zogenaamd Hirt, een bizarre kruising tussen een eskimo en een pelsdier. De kostumering bestond aanvankelijk vooral uit werkpakken en voorbindschorten. Nu zijn nogal wat personages uitgedost in chique jachtkledij, met de typische pandjesjassen en beenkousen. Decor en personages vormen het materiaal voor vreemde composities die, zoals Neo Rauch zegt, “uit de vloer van zijn atelier” komen. Een voorontwerp of voorbereidende schetsen maakt hij immers niet, hij begint direct op het witte doek. De beelden komen wel niet in één keer, hij bouwt ze stap voor stap op. Hij speelt schaak met zichzelf, elke zet is een reactie op de vorige. Daarbij worden vooral schilderkundige criteria gevolgd, vorm, kleur en compositie gaan voor. Inhoud komt op de tweede plaats, “het is slechts een hobby” zegt hij. Een ideaal recept voor een surrealistisch en tegelijk esthetisch resultaat. Een hele prestatie, want de foutmarge is beperkt. Hij schildert de gebouwen, figuren, houdingen etc. quasi volledig uit het hoofd. Een grondige kennis van perspectief, schaduwwerking, anatomie en dergelijke is daarbij onontbeerlijk. Een aanpak die enkel is weggelegd voor grote schilders. We mogen hem gerust vergelijken met Francis Bacon, die een gelijkaardig vraag- en antwoordspel met het canvas speelde. Of met Rubens, die ook ganse taferelen kon opzetten gebaseerd op vooraf opgedane kennis. Niet voor niets wordt Neo Rauch door sommigen “Der Übermahler” genoemd.

Titel van de expo is “Para”, een aardigheidje van Rauch dat ons tot associaties moet brengen met woorden als paranormaal, parallel, paradox etc. Iets dat de directeur van het Max ernst Museum inspireerde tot volgende omschrijving van Rauch’s werk: “Paranormale Bildramen mit paralysierte Figuren in paradoxen Situationen”. Het woord “para” duikt ook op in verschillende schilderijen, het staat er soms letterlijk opgeschilderd. De expo start met het schilderij “Vater”, waarop een vader een kind in zijn armen houdt. Alleen lijkt de vaderfiguur verdacht veel op Rauch en ziet het kind eruit als een volwassene. Het is alsof de schilder als schepper één van zijn personages vasthoudt. Zijn handen zijn misvormde gummi handschoenen, veel vat lijkt de schilder niet op zijn personage te hebben. Een mooie illustratie bij Rauch’s werkmethode, misschien staat het werk daarom ook op de affiche. We krijgen op de expo uiteindelijk 19 schilderijen te zien, waarvan er 13 gemaakt zijn in 2007. Alleen al daarom verdient Rauch het predicaat van superschilder, wie nog kan zoveel meesterwerken maken in één jaar? Alleen al fysiek is dat een prestatie, werken van vijf vierkante meter zijn bij hem eerder norm dan uitzondering. Mijn favoriete schilderij op de tentoonstelling is zelfs 12 vierkante meter groot. Het heet “Die Fuge” (foto) en lijkt een stel brandweerlui uit te beelden dat een vulkaan probeert te blussen. Hun pogingen zijn gedoemd uit om te mislukken, de spuitgasten staan veel te ver van de berg en zijn bovendien verwikkeld in een komische worsteling met de brandweerslang. Het landschap wordt opengereten door een enorme scheur waarin een geketende man en een gedekte tafel dreigen weg te zakken. Boven een gebouw (de brandweerkazerne?) zweeft een dansend koppel waarvan de vrouw zich in twee splitst. Bizar? Vreemd genoeg heb je helemaal niet dat gevoel als je voor het werk staat. Je geeft vanzelf een esthetische interpretatie aan het tafereel en door de aandacht voor compositie, kleur en vorm lijkt die nog te kloppen ook. Een ervaring die ik dikwijls ook bij andere schilders heb. Als ik bijvoorbeeld naar een christelijk of mythologisch tafereel van Rubens kijk, weet ik dikwijls ook niet waar het over gaat en toch vind ik het schilderij “mooi”. Geen noodzaak tot vertelling dus, tenzij misschien onbewust.

Spijtig genoeg gaan we deze grote schilder dus een tijdje moeten missen. Opvallend op de expositie zijn enkele defensief klinkende citaten. Hij suggereert dat enkel een bepaalde soort mensen door zijn werken wordt aangetrokken. Hij gaat ook door op de kritiek dat de scènes op zijn schilderijen overbevolkt dreigen te geraken. Hij ziet daar zelf de voorbode in van een volgende stap in zijn oeuvre. Hij heeft het in dat verband over een dam waarachter zich alsmaar meer rommel verzamelt. Een dam die vroeg of laat zal overlopen. Ik ben erg benieuwd, maar toch ook een beetje angstig. Hope to see you again soon, Neo Rauch!

Labels: