vrijdag, februari 29, 2008

Expotip 3

Tentoonstellingen die ik graag zou bezoeken:
> Jan Cox in het KMSK in Antwerpen, van 15/03/2008 tot 15/06/2008. Kleurige schilderijen met magisch realistische inslag over mythologische thema's. Uit de stal van de Zwarte Panter. Dode schilder maar levendig werk. Done!
> Matthias Weischer in het Gemeentemuseum in Den Haag (Nederland), van 12/1/2008 tot 13/4/2008. Een uitgelezen kans om deze vertegenwoordiger van de Neue Leipziger Schule aan het werk te zien! Done!
> Lucian Freud in het Gemeentemuseum in Den Haag (Nederland), van 16/2/2008 tot 8/6/2008. Als we dan toch in het Gemeentemuseum zijn... Fameuze naaktschilderijen: naakt wordt verf, verf wordt naakt. Done!
> "Like a Question March", werk van Paula Mueller in Tim Van Laere Gallery in Antwerpen, van 24/1/2008 tot 8/3/2008. Nieuw, nieuw, nieuw! Tekeningen met een zeker Kati Heck gehalte, maar toch weer helemaal anders.
> "Panorama", werk van Gerhard Richter in het CC in Strombeek, van 15/2/2008 tot 16/3/2008. Gerhard Richter in Strombeek? Hoe is dat mogelijk? Het gaat over een hoop edities en één schilderij, maar het lijkt me toch de moeite.
> "Blood Speed", werk van Dirk Skreber in de Staatliche Kunsthalle in Baden Baden (Duitsland), van 9/2/2008 tot 13/4/2008. Deze was ik bijna vergeten. Fantastische Duitse schilder. Weet van beelden van auto-ongelukken een plastisch avontuur te maken. Helaas in Baden Baden op ongeveer 500 km van hier.

Labels:

zondag, februari 24, 2008

Phantasialand bis

Dit artikel is ook verschenen op Urbanmag.

In Brühl, vlakbij Keulen, ligt Phantasialand. Een soort Duitse Efteling, vermoed ik. Geen haar op mijn hoofd echter dat daar binnen wil gaan. Zeker niet als het alternatief het Phantasialand bij uitstek van de schilderkunst is. Daarmee bedoel ik de expo “Para” van Neo Rauch in het Max Ernst Museum in Brühl. Enige stop in Europa na het MOMA in New York. En de laatste tentoonstelling van Neo Rauch voor lange tijd. Want na een vijf jaar durende steile opgang van zijn carrière is de schilder aan herbronning toe. Die opgang begon met de toekenning van de Vincent prijs in 2002, bekroond met een expositie in het Bonnefanten Museum in Maastricht. Die eerste expo heb ik indertijd bezocht, sindsdien ben ik echter niet meer op een tentoonstelling van zijn werk geraakt. Hoe ironisch dus, dat ik hier in Brühl sta op wat voorlopig zijn laatste expositie zal zijn. Ik pink alvast een traan weg.

Wie nog nooit van Neo Rauch gehoord heeft moest verbannen worden naar Phantasialand. Voor alle zekerheid volgt hier een korte inleiding. Laten we de 48-jarige schilder maar tot het Surrealisme rekenen, dan zijn we daar al vanaf. Hij zou het niet graag horen, want hij keurt het strikte karakter van hun methodiek af. Maar zijn werken hebben ontegensprekelijk iets van dromen, toch de favoriete inspiratiebron van de doorsnee surrealist. In diverse interviews heeft hij het over zijn eigen dromen, onder andere over de enorme Duitse boerderij die er steeds weer in opduikt en die in nogal wat schilderijen een rol speelt. Verder wordt gewezen op de invloed van het Sociaal Realisme en van de Pop Art op zijn werk. De eerste verwijzing heeft eerder te maken met de afkomst van de schilder dan met de stijl van zijn werk. Neo Rauch komt namelijk uit Leipzig, een stad gelegen in de vroegere DDR. Schilders werden daar misschien wel opgeleid tot sociaal realisten, maar wat daarvan overblijft is vooral de degelijke schilderstraining. Reden voor de kunsthistorische associatie is natuurlijk dat in Rauch’s schilderijen nogal wat personages opduiken in werkpakken. De taken die deze “arbeiders” uitvoeren lijken compleet zinloos, al was het maar door het bizarre karakter van de gebezigde werktuigen. De arbeid wordt dan ook met weinig overtuiging gepleegd en de personages kijken meestal nogal afwezig. Genoeg elementen om Rauch te bombarderen tot de schilder van de falende utopische samenleving die de DDR was. De schilder heeft daar zelf geen probleem mee, maar benadrukt dat deze interpretatie slechts één van de vele mogelijkheden is. “One is served with what one brings oneself” zegt een critcus daarover. De associatie met Pop Art vind ik obscuur. Misschien zijn het de felle kleurschema’s of de aanwezigheid van typografische elementen. Dat laatste lijkt mij eerder een gevolg van de opleiding toegepaste grafiek die de schilder genoot. Het is trouwens ook een ideetje dat vooral surrealisten graag toepassen. Neo Rauch ligt er allemaal niet wakker van, hij geniet intussen wereldwijde erkenning. Zijn werken gaan bij de grootste veilinghuizen over de toonbank voor duizelingwekkende bedragen. In zijn zog is een ganse reeks andere schilders uit Leipzig bekend geworden, men spreekt in dat verband zelfs over de Neue Leipziger Schule.

De schilder werkt in een gigantisch atelier, deel van een oude katoenspinnerij. Hij is moeilijk uit Leipzig weg te krijgen, de omgeving is noodzakelijk voor zijn schilderijen. Met dat doel fietst hij ook elke dag 20 km heen en weer tussen zijn atelier en zijn woning. Onderweg ziet hij de boerderijen waarvan we al spraken, de bosrijke landschappen, de vervallen fabrieken, de socialistische woonbouwprojecten. Ze vormen het decor voor de taferelen op zijn schilderijen. Hij begint altijd met dit decor, hij heeft het nodig als podium voor zijn personages. Die personages zijn meestal klonen van hemzelf, soms in een duivelse versie met een sikje. Verder duikt regelmatig een vrouwelijke figuur op en zien we ook wel eens een dwerg figureren of een zogenaamd Hirt, een bizarre kruising tussen een eskimo en een pelsdier. De kostumering bestond aanvankelijk vooral uit werkpakken en voorbindschorten. Nu zijn nogal wat personages uitgedost in chique jachtkledij, met de typische pandjesjassen en beenkousen. Decor en personages vormen het materiaal voor vreemde composities die, zoals Neo Rauch zegt, “uit de vloer van zijn atelier” komen. Een voorontwerp of voorbereidende schetsen maakt hij immers niet, hij begint direct op het witte doek. De beelden komen wel niet in één keer, hij bouwt ze stap voor stap op. Hij speelt schaak met zichzelf, elke zet is een reactie op de vorige. Daarbij worden vooral schilderkundige criteria gevolgd, vorm, kleur en compositie gaan voor. Inhoud komt op de tweede plaats, “het is slechts een hobby” zegt hij. Een ideaal recept voor een surrealistisch en tegelijk esthetisch resultaat. Een hele prestatie, want de foutmarge is beperkt. Hij schildert de gebouwen, figuren, houdingen etc. quasi volledig uit het hoofd. Een grondige kennis van perspectief, schaduwwerking, anatomie en dergelijke is daarbij onontbeerlijk. Een aanpak die enkel is weggelegd voor grote schilders. We mogen hem gerust vergelijken met Francis Bacon, die een gelijkaardig vraag- en antwoordspel met het canvas speelde. Of met Rubens, die ook ganse taferelen kon opzetten gebaseerd op vooraf opgedane kennis. Niet voor niets wordt Neo Rauch door sommigen “Der Übermahler” genoemd.

Titel van de expo is “Para”, een aardigheidje van Rauch dat ons tot associaties moet brengen met woorden als paranormaal, parallel, paradox etc. Iets dat de directeur van het Max ernst Museum inspireerde tot volgende omschrijving van Rauch’s werk: “Paranormale Bildramen mit paralysierte Figuren in paradoxen Situationen”. Het woord “para” duikt ook op in verschillende schilderijen, het staat er soms letterlijk opgeschilderd. De expo start met het schilderij “Vater”, waarop een vader een kind in zijn armen houdt. Alleen lijkt de vaderfiguur verdacht veel op Rauch en ziet het kind eruit als een volwassene. Het is alsof de schilder als schepper één van zijn personages vasthoudt. Zijn handen zijn misvormde gummi handschoenen, veel vat lijkt de schilder niet op zijn personage te hebben. Een mooie illustratie bij Rauch’s werkmethode, misschien staat het werk daarom ook op de affiche. We krijgen op de expo uiteindelijk 19 schilderijen te zien, waarvan er 13 gemaakt zijn in 2007. Alleen al daarom verdient Rauch het predicaat van superschilder, wie nog kan zoveel meesterwerken maken in één jaar? Alleen al fysiek is dat een prestatie, werken van vijf vierkante meter zijn bij hem eerder norm dan uitzondering. Mijn favoriete schilderij op de tentoonstelling is zelfs 12 vierkante meter groot. Het heet “Die Fuge” (foto) en lijkt een stel brandweerlui uit te beelden dat een vulkaan probeert te blussen. Hun pogingen zijn gedoemd uit om te mislukken, de spuitgasten staan veel te ver van de berg en zijn bovendien verwikkeld in een komische worsteling met de brandweerslang. Het landschap wordt opengereten door een enorme scheur waarin een geketende man en een gedekte tafel dreigen weg te zakken. Boven een gebouw (de brandweerkazerne?) zweeft een dansend koppel waarvan de vrouw zich in twee splitst. Bizar? Vreemd genoeg heb je helemaal niet dat gevoel als je voor het werk staat. Je geeft vanzelf een esthetische interpretatie aan het tafereel en door de aandacht voor compositie, kleur en vorm lijkt die nog te kloppen ook. Een ervaring die ik dikwijls ook bij andere schilders heb. Als ik bijvoorbeeld naar een christelijk of mythologisch tafereel van Rubens kijk, weet ik dikwijls ook niet waar het over gaat en toch vind ik het schilderij “mooi”. Geen noodzaak tot vertelling dus, tenzij misschien onbewust.

Spijtig genoeg gaan we deze grote schilder dus een tijdje moeten missen. Opvallend op de expositie zijn enkele defensief klinkende citaten. Hij suggereert dat enkel een bepaalde soort mensen door zijn werken wordt aangetrokken. Hij gaat ook door op de kritiek dat de scènes op zijn schilderijen overbevolkt dreigen te geraken. Hij ziet daar zelf de voorbode in van een volgende stap in zijn oeuvre. Hij heeft het in dat verband over een dam waarachter zich alsmaar meer rommel verzamelt. Een dam die vroeg of laat zal overlopen. Ik ben erg benieuwd, maar toch ook een beetje angstig. Hope to see you again soon, Neo Rauch!

Labels:

vrijdag, februari 08, 2008

Een schilderij om mee te nemen

Een galerij beginnen is geen kinderspel. Je moet niet alleen een paar goede kunstenaars kennen. Je moet ook een ruimte kopen of huren, de godganse dag in de galerij zitten wachten op klanten, vernissages organiseren met drankjes en hapjes, kopers met een goedgevulde beurs aantrekken etc. Een dure zaak, zeker in Brussel. Tenzij je natuurlijk het business model van een galerij radicaal herziet. Dat is nu net wat Nicolas Verbiest heeft gedaan. Zijn galerij heet Take Away en zijn werkwijze is als volgt: 1) open een galerij voor één dag, 2) organiseer tegelijk een fuif, 3) vraag geen commissie op de werken en 4) laat alles betalen door een sponsor.

Voordeel van een eendagsgalerij is dat je er je job niet voor moet opgeven. Verbiest werkt als decorateur voor de VRT, een droomjob zo zegt hij zelf. Voor de laatste editie van Take Away op 26 januari huurde hij voor één dag een ruimte in het IMAL. IMAL staat voor Interactive Media Art Laboratory en beschikt over mooie industriële ruimten langs het kanaal. Vorige edities vonden plaats in Verbiest zijn loft in Brussel, maar die was daarvoor te klein geworden. Om volk te lokken was er om 16u een vernissage en om 21u een dansfeest. De oudere edities waren in het achterhoofd van de Brusselse media blijven hangen zodat o.a. op FM Brussel nogal wat ruchtbaarheid aan het initiatief werd gegeven. Op de vernissage was er in elk geval veel volk, naar het feest zijn we helaas niet kunnen gaan. Het moet wel leuk geweest zijn om zo tussen de schilderijen te staan swingen. Hapjes en drankjes waren ruim voorhanden. Voor een drankje moest wel een bescheiden bedrag worden neergeteld. De prijs van de kunstwerken varieerde tussen 350 en 2.000 Euro. Voor het laagste bedrag had je al een fotoafdruk of zelfs een klein schilderij. Het maximumbedrag gold voor een schilderij van 1 meter breed op 1,5 meter hoog. Echt heel laag zijn die prijzen niet, maar ze liggen in elk geval een stuk onder die van een klassieke galerij. Het feit dat Verbiest geen commissieloon vraagt is daar niet vreemd aan. Normaal vangt een galerij 40 tot 50% van de verkoopprijs. Dat aandeel ligt in feite veel te hoog, toch als het gaat om nog onbekende kunstenaars. Het zorgt er alvast voor dat slechts weinig mensen zich een echt schilderij kunnen permitteren. Voor de kunstenaar is een hoge marge oké als daar een redelijke verkoop tegenover staat, maar welke galerij kan die garantie bieden? Bij Take Away moet je geen schrik hebben om verliefd te worden op een kunstwerk. Subtitel van de laatste editie was niet voor niets At First Sight. Liefde op het eerste zicht heeft dus wel een prijs, maar laat je niet berooid achter. Natuurlijk wil Verbiest er als organisator ook zelf zijn broek niet aan scheuren. Pernod werd bereid gevonden om als sponsor op te treden en vervult die taak nu al drie edities lang.

Maar met al dat gebabbel over business modellen en commissielonen en het aantrekken van sponsors zouden we vergeten waar het werkelijk om gaat. Over dus naar de vraag die intussen op ieders lippen brand: Hoe zit het met de kunst? Ik zal het u zeggen: die is bijlange niet slecht. Als ik mij even beperk tot de schilders dan onthoud ik vooral de werken van Sam Vanderveken en van Klaas Vanderlinden. Van Vanderveken kregen we o.a. een leuke ontmoeting te zien tussen het monster van Loch Ness en enkele grafisch bijgewerkte personages uit een schilderij van Caravaggio. Loch Ness dook ook in nog andere schilderijen op en ergens meende ik ook een figuur uit een werk van Brueghel te herkennen. Klaas Vanderlinden maakte indruk met bevreemdende nachtelijke scènes van wegenwerkers in fluovesten. Van zijn hand waren er ook mooie Dickensiaans aandoende portretjes te zien. Verder was er interessant fotografisch werk met een zeker Vanessa Beecroft gehalte van Celine Camps. Tijdens onze aanwezigheid was er ook een performance aan de gang. Twee personen leunden tegen elkaar met hun gezicht, weliswaar met een kussen ertussen. Na de vertoning lag het kussen, enigszins doordrenkt met zweet en speeksel, uitgestald in een glazen vitrine. In een zaaltje achteraf troffen we ook nog een koevorm bedekt met gras aan, die haar schaduw afwierp op een geprojecteerd weidelandschap. Vanderbiest kent echt wel iets van kunst. Je kan aan de werken zien dat hij op zijn vijftiende al zijn eerste schilderij kocht. Dan zit ik eigenlijk nog maar met één vraag: bij welke galerij was dat?

Labels:

zondag, februari 03, 2008

Expotip 2

Tentoonstellingen die ik graag zou bezoeken:
> Walter Swennen in Aliceday in Brussel, tot 23/02/2008. In Kunsthart staat een interessant interview met deze schilder.
> "De magie van het geschilderde beeld" in De Zebrastraat in Gent, van 1/03/2008 tot 6/04/2008. Over de innovaties in het schilderswezen. Met o.a. Thomas Huyghe.
> "Dry and wet paintings" in de Crown Gallery in Brussel, tot 9/02/2008. Werk van enkele schilders die ik eigenlijk zou moeten kennen. Tordoir is bekend, Karin Hanssen en Maryam Najd ben ik al eens tegengekomen, maar Tina Gillen en Patrick Vandeneynde zijn mij totaal vreemd.
> Nic Andrews in het Museum Felix De Boeck in Drogenbos, tot 2/02/2008. Deze expo heb ik helaas gemist. Van een veelbelovende schilder, leerling van Fred Bervoets. Zie foto.
> "No man's land" in de Verbeke Foundation in Kemzeke, tot 4/05/2008. Hier wil ik al lang eens naar toe.
> "Het appèl van de kip" van Koen Vanmechelen in Museum Het Valkhof in Nijmegen (Nederland), tot 29/06/2008. Er stond een zeer boeiend interview met deze conceptuele kunstenaar in De Morgen. Met o.a. de volgende intrigerende uitspraak: "Om vrij te zijn moet je iets vangen".

Labels: