zaterdag, juni 30, 2007

Eigen werk 12

Vlak voor de grote vakantie op de academie heb ik nog dit schilderij afgewerkt. Het is een versie op doek van een werk dat ik vorig jaar op papier heb gemaakt. Zoek de 7 verschillen! Het schilderij was ook te zien op de opendeurdag van de academie. Titel van het werk is Tamelijk zekere consequenties. Afmetingen 90cm breed en 70cm hoog. Techniek: acryl op doek.

Labels:

woensdag, juni 27, 2007

Europa op visite

Dit artikel is ook verschenen op Urbanmag.

De rol van hoofdstad van Europa heeft Brussel al veel kwaad berokkend. Onbetaalbare woningen, grondspeculatie en lelijke kantoorwijken, om maar enkele dingen te noemen. Gelukkig zijn er ook positieve effecten, zowaar zelfs op het vlak van de beeldende kunst. Of moeten we spreken van neveneffecten? Want veel meer dan dat de Europese aanwezigheid in Brussel aanleiding geeft tot het inrichten van tijdelijke exposities kunnen we nu ook weer niet zeggen. De Elektriciteitscentrale had zichzelf vorig jaar uitgeroepen tot Europees Centrum voor Hedendaagse Kunst, maar de nieuwe schepen voor cultuur van de Stad Brussel heeft intussen alweer andere plannen. Op dit moment zijn er echter massa’s Europese tentoonstellingen in Brussel, een gevolg van het Duits voorzitterschap en het 50-jarig bestaan van de EU. We hebben er twee voor u bezocht.
De eerste heet Visit(e) en wil een idee geven van de collectie hedendaagse kunst die Duitsland heeft opgebouwd. In de jaren zeventig is men begonnen met werk te verzamelen van Duitse kunstenaars of kunstenaars die een tijd in Duitsland hebben gewoond. Naar verluid staat de teller momenteel op 1200 werken, niet eens zo veel als je het mij vraagt. In Brusselnieuws zeggen de curatoren dat het niet makkelijk was om daar 40 werken uit te kiezen. Omwille van de hoeveelheid of door de mindere kwaliteit? Meer was in elk geval niet mogelijk, daarvoor was de door ING ter beschikking gestelde ruimte aan het Koningsplein te klein. De helft van de expo staat opgesteld in een kelder met laag plafond, deels zelfs in een afgedankte bankkluis. Enkel op het gelijkvloers kan er al eens een werk van grote afmetingen bewonderd worden. Maar het is uiteraard niet alleen de grootte die telt, we willen vooral goede werken zien en graag ook een paar bekende namen alstublieft. Wat dat laatste betreft worden we op onze wenken bediend: er hangt werk van Joseph Beuys, Andreas Gursky, Rebecca Horn, Martin Kippenberger en Gerhard Richter en zelfs van mijn grote favoriet Neo Rauch. Maar het probleem is dus wel degelijk de kwaliteit. De megafoto van Gursky, de verenmantel van Horn, het schilderij van Rauch lonen de moeite. Maar van Beuys hangt er gewoon een tekening, Van Kippenberger een atypische mixed media en van Richter een oud zwartwit schilderij. Dat heb je met grote namen natuurlijk, de kans is groot dat je er elders al sterker werk van gezien hebt. Een en ander is makkelijk te verklaren, zo blijkt. De Samlung zeitgenössischer Kunst der Bundesrepublik Deutschland , zoals de collectie voluit heet, kan jaarlijks over amper een half miljoen euro aankoopgeld beschikken. Als je dan niet op tijd een werk van een opkomend kunstenaar kan vastkrijgen kan je het voorgoed vergeten. Bovendien wordt de verzameling beperkt door haar eigen politiek getinte doelstelling. Ze wil namelijk het democratisch karakter van het na-oorlogse Duitsland symboliseren, wat in praktijk betekent dat zowat elke artistieke strekking vertegenwoordigd moet zijn. Weinig werken van veel kunstenaars dus. Gelukkig is dat tegelijk ook een voordeel, er zijn op de tentoonstelling kunstenaars waarvan ik nog nooit heb gehoord . Het kan natuurlijk ook aan mij liggen, maar wie kent er nu Jonathan Meese of Eberhard Havekost of Heiner Schilling of Katherina Fritsch of Johannes Kahrs? Eigenlijk vond ik de werken van deze onbekenden nog het best, men heeft bij de aankoop ervan duidelijk geen toegevingen moeten doen. Waardoor onze visite aan een collectie op visite dan toch nog de moeite waard was.
Het kon niet op, we zijn die dag ook nog naar Euro Visions geweest. Twaalf Magnum-fotografen geven op deze expositie hun visie op het nieuwe Europa. Ik was het bijna vergeten, maar in 2004 is Europa met 10 landen uitgebreid en op 1 januari 2007 kwamen er nog eens twee bij. In die zin gaat het bijna om een educatieve tentoonstelling, door de één-fotograaf-per-land-aanpak kunnen we nu desgevraagd de namen van de nieuwe landen opdreunen. Het gaat hem dus om: Bulgarije, Malta, Tsjechië, Letland, Cyprus, Slovenië, Roemenië, Polen, Litouwen, Slowakije, Estland en Hongarije. Ik had vooraf wel zo mijn reserves bij de expositie. De fotografen van Magnum handelen niet op eigen houtje, ze laten zich inhuren door diverse opdrachtgevers. Er zit dus dikwijls een commercieel kantje aan. Kwaliteit wordt echter hoog in het vaandel gedragen, je wordt niet zomaar lid van dit clubje (waartoe sinds de oprichting door Henri Cartier-Bresson in 1947 nog maar 78 fotografen werden toegelaten). Nogal wat foto’s komen in museumcollecties terecht, ook die van ons eigen Belgisch lid Carl De Keyzer (de 2 andere Belgische leden zijn voor mij illustere onbekenden, nl. Harry Gruyart en John Vink). De tentoonstelling is goede reclame voor het bij uitstek Europese principe van "eenheid in diversiteit". De fotografen hebben namelijk allemaal uitstekend, maar totaal verschillend werk afgeleverd. Het feit dat ze carte blanche kregen voor de uitwerking van het project is daar natuurlijk niet vreemd aan. Tegelijk wordt nog eens duidelijk dat er niet echt zoiets als een Magnum-stijl bestaat. Er wordt gewerkt in kleur en in zwart-wit, de foto's worden individueel gepresenteerd en in mozaïek, er zijn gewone afdrukken en multimediale presentaties. Juist deze laatste presentatievorm heeft op mij het meeste indruk gemaakt. Alex Majoli, de fotograaf die Letland in beeld bracht, projecteert contrastrijke zwart-wit foto’s op een veelluik van drie schermen. Links en rechts zien we Letse karakterkoppen afgewisseld met tekst en op het centrale luik koude en grijze landschappen. Ook Martine Franck projecteert haar foto’s van Tsjechië en voegt er zelfs nog een geluidsband aan toe. Waardoor het lijkt alsof we naar een film kijken, je vergeet bijna dat het individuele foto’s zijn. De thematische fotoboekjes van Chris Steele-Perkins over Slowakijke zijn een meer ouderwetse uitwerking van hetzelfde principe. Waarom doen de fotografen dit eigenlijk? Misschien willen ze gewoon zoveel mogelijk foto’s per strekkende meter tonen. Zelf vind ik het wel tof om naar een foto te kijken zonder dat je vanuit je ooghoeken de vorige of de volgende ziet. Het feit dat bij projectie iemand anders het kijkritme bepaalt is ook niet slecht, je kan bv. niet stiekem foto’s overslaan. En je kan eens rustig gaan zitten natuurlijk, iets wat erg welkom is als je al de ganse dag op stap bent in de hoofdstad van Europa.

Labels:

zaterdag, juni 16, 2007

Urbanmag er zijn

Sinds kort mag ik mij tot de journalisten van Urbanmag rekenen. Mijn bericht over Luc Tuymans is onlangs op hun site gepubliceerd. Jaja, ik ben er best wel trots op! Urbanmag is intussen toch een vrij bekend cultuurmagazine op het web. Het onderscheidt zich van andere webzines op dat domein doordat het geheel en al door vrijwilligers wordt gemaakt. Geen commercie dus, zodat er nog plaats is voor onafhankelijke meningen over theater, dans, beeldende kunst, film etc. De kwaliteit van de berichten wordt gegarandeerd door redactieverantwoordelijken per discipline. Zij kunnen de journalisten indien nodig bijsturen, bv. op taalkundig vlak. Urbanmag is niet biologisch afbreekbaar zeggen ze zelf, waarmee letterlijk wordt bedoeld dat ze enkel op het web te vinden zijn. Dat biedt het voordeel dat directe interactie met de lezer mogelijk is, hoewel die het op dat vlak nog wat laat afweten: er zijn niet zo veel reacties op de artikels te vinden. Toch stemmen maandelijks zowat 6000 mensen af op Urbanmag, dat is ruim 10 keer meer dan het volk dat ik met mijn eigen blog weet te lokken. Ze werken ook samen met andere gelijkaardige initiatieven, bv. met het papieren cultuurmagazine Rekto:verso. Ze worden ook door diverse cultuurmanifestaties zoals Kunstenfestivaldesarts uitgenodigd om de verslaggeving te doen. Een ideale manier om, vermomd als journalist, te komen waar je anders misschien nooit zou geraken. Momenteel bestaat bv. de mogelijkheid om op die manier naar Kassel te gaan, Urbanmag heeft met dat doel een subsidiedossier goedgekeurd gekregen. Helaas heb ik al afspraken gemaakt om zelf te gaan met een paar kunstvrienden. Of misschien juist goed, stel dat ik Luc Tuymans moest interviewen!

zondag, juni 03, 2007

Een haar in de verf

Dit artikel is ook verschenen op Urbanmag.

In het schilderij “The Valley” van Luc Tuymans zit een haar. Ik heb het zelf gezien toen ik zaterdag naar zijn tentoonstelling “Les Revenants” ging kijken in Zeno X Storage. Het is een zwart borstelhaar en het plakt in de verf waarmee de achtergrond is geschilderd. Dat heb je met die goedkope platte borstels, waarvan Tuymans in Kunsthart toegeeft dat hij ze gebruikt (“met duur materiaal kan ik niet werken”). De schilder kennende heeft hij het haar misschien wel met opzet laten zitten. Zoals hij in het werk “The Book” ook de vouw heeft geschilderd van het boek dat hij voor het werk heeft gebruikt. In de tekst die bij de tentoonstelling wordt uitgedeeld staat in elk geval dat deze laatste imperfectie opzettelijk is. De werken gaan over de orde van de Jezuïeten, een machtige stroming binnen de katholieke kerk die ook haar lelijke kanten heeft. Zodoende. Maar, misschien wil Tuymans met die onvolkomenheden ook wel de onwaarschijnlijke status relativeren die hij intussen in de schilderkunst heeft verworven. Het is sowieso eigenaardig om in een vervallen buurt van Borgerhout de witte museale ruimte van Zeno X Storage binnen te stappen en het werk te zien van een schilder van wereldformaat. De negen schilderijen die er hangen zijn al deels verkocht aan internationale musea en steenrijke verzamelaars. Vreemd vind ik dat eigenlijk, want veel schilderplezier straalt er van zijn werk niet af. De kleuren zijn vaal en het verfgebruik is bijzonder economisch. Het onderwerp is ernstig, de beelden verwijzen naar gewichtige episodes uit de geschiedenis (vb. het Vlaams Nationalisme, Belgisch Congo en nu dus de Jezuïeten). Toch is iedereen het erover eens dat Tuymans één van de belangrijkste hedendaagse schilders is. Op een moment dat het schilderij dood werd verklaard kwam hij er opnieuw mee aanzetten. Belangrijk daarbij was dat hij zijn werk inhoudelijk kon rechtvaardigen, ten tijde van de conceptuele kunst was het discours immers belangrijker dan het resultaat. Hij zegt voornamelijk dat hij authentieke vervalsingen (of echte illusies) maakt. Hij vertrekt van bestaande foto’s maar maakt er unieke schilderijen van. Die aanpak kennen we al van Gerhard Richter, het verschil zit hem in de aard van de vervalsing. Tuymans schildert in bleke kleuren en omdat hij beelden uit het verleden gebruikt lijkt het wel of hij (vervaagde) herinneringen schildert. Goed bedacht toch allemaal! Ondanks een file op de Turnhoutsebaan geraakte ik toch op deel twee van de tentoonstelling in Zeno X Gallery. De soms piepkleine aquarellen waren echter een stuk minder imposant dan de schilderijen. Ik ondernam nog een uitstap naar galerij Annie Gentils om het werk van Kati Heck te bewonderen, maar twee derde van de schilderijen was al een week voor het einde van de expositie ingescheept naar een kunstbeurs. Een verontschuldiging van de galerist kon er niet af, hopelijk wordt het publiek op de beurs beter behandeld. Gelukkig bleef er daardoor nog tijd over om ook de tentoonstelling “I don’t get it” van Tuymans in het Fotomuseum te bezoeken, kwestie van het plaatje compleet te maken. Die expositie is een gezellig allegaartje over de edities, polaroids, film, muurschilderingen en rookverslaving van Tuymans. Vooral de polaroids zijn interessant, ze blijken immers aan de basis te liggen van heel wat schilderijen, meer nog: ze hebben de schilder geïnspireerd tot zijn werkmethode. Een polaroid ontwikkelt zich van wit naar zwart en Tuymans begint een werk ook altijd in lichte kleuren en verdonkert daarna zijn palet. Bovendien vertoont een polaroid waarvan je de ontwikkeling onderbreekt dezelfde vaalheid van kleur als zijn schilderijen. De expo gaat door in het Fotomuseum omdat de schilder meer dan duizend van zijn polaroids aan dat museum heeft geschonken. Grappig, maar geheel passend in het discours van de kunstenaar is dat polaroids vervagen, waardoor het museum direct is begonnen met ze te digitaliseren. In een glazen rookkamer geeft de schilder in een filmpje meer uitleg bij de expositie. Uit zijn ononderbroken woordenstroom leer ik dat zelfs het roken bij zijn concept aansluit. Het illustreert het idee van de vervalsing (een rookgordijn?) en zelfs dat van het wazige en vergankelijke beeld. Voordeel is dat we de toekomstige (al dan niet authentieke) vervalsingen van zijn werk makkelijk gaan kunnen herkennen aan hun nicotinegehalte. En nu dus ook aan het feit dat er soms een haar in de verf plakt.

Labels: