zondag, september 24, 2006

Eigen werk 4


Jullie hadden nog de werkjes te goed die ik in Denemarken heb geschilderd. Het eerste is een gezicht met handen, waarbij het lijf is herleid tot een vormloze massa die alles bijeenhoudt. Ook het gezicht is getransformeerd en geen getrouwe weergave. Boven de linkerhand tekent zich het silhouet af van een springend of dansend figuurtje. Het schilderijtje is in 4 lagen opgebouwd: eerst de gele laag, daarna een eerste tekening van de middentonen in transparant rood, dan de donkerste delen in transparant blauw. Waar rood en blauw (en geel) overlappen ontstaat donkergrijs. De bovenste laag voegt kleur en wit toe waar nodig (lucht, voorgrond, gezicht en handen). Afmetingen: 36 op 30 cm. Techniek: acryl op papier.

Labels:

zaterdag, september 16, 2006

Kunstpraat 3

"Du musst beim Malen aufpassen, dass du das Malen nicht lernt". Deze uitspraak vond ik terug in een oud nummer van Kunsthart. Het is een citaat van de Duitse schilder Markus Lüpertz, aangehaald door Werner Mannaers. Makkelijk gezegd natuurlijk, als je het schilderen wellicht al lang onder de knie hebt. Niet echt bemoedigend ook voor ons, amateur schilders, die uit alle macht het ambacht proberen aan te leren op de academie. Hoewel, het programma dat ik volg op de Gentse academie huldigt wat dat betreft het Just In Time principe: je maakt je een bepaalde techniek pas eigen als je hem nodig hebt. Kwestie van geen creatief kostbare tijd te verliezen. Enfin, ik denk dat die mijnheer Lüpertz eigenlijk bedoelt dat schilderen geen formule mag worden. We moeten vermijden dat de schilderkunst niet meer evolueert, dat er geen nieuwe dingen meer worden gemaakt. Normen steken echter voortdurend weer de kop op, maar gelukkig zijn er altijd weer schilders die daar tegenin gaan. Een mooie manier om dat te doen is bv. met opzet lelijk beginnen schilderen. In hetzelfde nummer van Kunsthart wordt naar deze aanpak verwezen naar aanleiding van een expo van Pjeroo Roobjee. Blijkt dat deze methodiek Bad Painting wordt genoemd. Schilders als Magritte in zijn période vache worden als voorlopers beschouwd, en een aantal van mijn favorieten worden ertoe gerekend, nl. Julian Schnabel, Sigmar Polke en Philip Guston. Ook de zgn. Nieuwe Wilden met o.a. Martin Kippenberger. Wie zou momenteel nog durven beweren dat dit slechte schilders zijn? Grappig is dat ondertussen het ouderwetse academische schilderen als Bad Painting wordt beschouwd. Helaas is dat nog niet op alle academies of bij alle amateur schilders doorgedrongen. Symptomatisch zijn cursussen zoals bv. "Leer schilderen met Bob Ross" die daar handig op inspelen. Conclusie: we moeten leren om niet teveel te leren.

Labels:

donderdag, september 07, 2006

Eigen werk 3


Ik vergat bijna dat ik deze zomer nog een werkje heb geschilderd in mijn garage. Je ziet het hiernaast. Jessie zou het graag willen houden. Mijn andere garagistische schilderijen (zie Eigen werk 2) zijn wel te koop. Meer informatie op Seesle (typ Geert Thijs in als zoekwoord).

Labels:

zondag, september 03, 2006

Denmart


Wie gaat er nu naar Denemarken? Het is niet ver genoeg, de zon schijnt er zelden en het is er duur. Wij dus. Maar Jessie moest in Kopenhagen zijn voor haar werk en we zijn vorig jaar al naar Amerika geweest en we moesten nu eenmaal op vakantie. En wat blijkt? Het is ver genoeg, de zon schijnt er wel, en zo duur is het er nu ook weer niet. Dat laatste toch als je niet teveel benzine en alcohol verstookt. De hoge prijzen zijn trouwens een gevolg van de hoge belastingen en met de opbrengst daarvan hebben de Denen een paar zeer mooie museums gezet, dus voor mij no problem. Het tofste vind ik dat je er nog rust en ruimte vind, een gevoel dat wordt versterkt door de voortdurende aanwezigheid van de zee. In ieder geval kunnen we niet rond het feit dat de Denen het gelukkigste volk zijn van de wereld. Wat niet betekent dat je alleen maar blije gezichten ziet, maar je ervaart wel een zekere innerlijke rust en harmonie met de natuur. Dat zie je ook aan de vormgeving van huizen en openbare gebouwen: frisse kleuren, natuurlijke materialen, eenvoudige vormen. Maar wat hebben we nu in Denemarken uitgespookt en hoe is het er gesteld met de beeldende kunst? Grofweg zag ons programma er als volgt uit: 1 week Kopenhagen, 1 week vakantiehuis in Funen en 1 week rondtoeren in Jutland. In Kopenhagen is meer dan genoeg te doen, naast de obligate bezienswaardigheden heb ik het Statens Museum, het Deens Design Center, de nieuwe bibliotheek, de nieuwe opera en een expo in de academie bezocht. Vlakbij Kopenhagen is er het Louisiana Museum en het Arken Museum. Het Statens Museum was een tegenvaller: het oude deel was in renovatie en dus moest ik het stellen met een te kleine expo met tekeningen van te grote namen (Picasso, Gaugain, Degas etc.). Het Deens Design Center was al heel wat beter: er was o.a. een expo over de zoektocht naar de 12 canons van de Deense vormgeving (de stoel van Arne Jacobsen, de lamp van Poul Henningsen, het Vikingschip... ). Het Lousiana Museum is echt de max: fantastische ligging aan een fjord, mooi geïntegreerd in het landschap, prachtige vaste collectie (met o.a. een mooie Giacometti zaal) en uitstekende tijdelijke tentoonstellingen (o.a. een internationale videotentoonstelling met werk van Bill Viola, Pipilotti Rist, Paul McCarthy en onze eigenste Johan Grimonprez). Het Arken Museum is een architecturele parel daterend van de wereldtentoonstelling van 1996. Er was helaas een tentoonstellingswissel, maar er was toch 1 zaal toegankelijk. En daar hingen recente aanwinsten van enkele schilders van de Leipziger Schüle waar ik zo zot van ben (meer bepaald van Matthias Weischer en Tilo Baumgärtel). Ons vakantiehuis stond op het eiland Funen, lekker afgelegen met zicht op zee. Een beetje geluierd, een beetje gelezen en ook een beetje geschilderd. En even het Brandts Museum bezocht in Odense, de enige echte stad in de buurt. Was me daar nu toch wel een expo over Per Kirkeby zeker, ongetwijfeld de belangrijkste nog levende Deense schilder. De moeite! En het was nog niet gedaan. De laatste week was gewijd aan de exploratie van Jutland (het Lake District, het uiterste noorden... ) en de museums bleven maar komen: het Trapholt Museum in Kolding, het Asger Jorn Museum in Silkeborg en het Aros Museum in Aarhus. Van het Trapholt Museum, dat eigenlijk gewijd is aan de toegepaste kunst (met o.a. een overzicht van Deense stoelen en de Kubeflex woning van Arne Jacobsen), herinner ik me vooral werk van de mij voorheen onbekende Richard Mortensen en Lars Noergaard. Maar er waren ook schilderijen van Kirkeby, Rauschenberg en Baselitz. En een mooi zicht op het water bij een tas koffie gezet met de typische Deense Bodum koffiezetter. Het Asger Jorn Museum is een schrijn voor de Cobra kunst, er hangt o.a. werk van Dubuffet, Matta, onze eigen Alechinski en uiteraard ook van Jorn zelf. Klap op de vuurpijl was wel het Aros Museum. Een 9 verdiepingen tellende kolos, met in de inkomhal een architecturale knipoog naar het Guggenheim Museum. De vaste collectie was indrukwekkend, vooral de verdiepen met moderne en hedendaagse kunst. Echt leuk was de gigantische sculptuur van Ron Mueck van een hurkend ventje, heel schoon. Helemaal leuk werd het toen we de tijdelijke expo met werk van Robert Rauschenberg ontdekten. Werk van de jaren 80 en 90 maar absoluut niet 's mans zwanenzang, hoewel de kunstenaar ondertussen de 80 al voorbij is. Interessant was vooral om te zien hoe hij zijn intussen bijna iconografische foto's van Amerika combineert tot de typische kleurige zeefdruk collages. Als kers op de taart konden we in de kelders nog een paar mooie video's meepikken waaronder eentje van Pipilotti Rist in een nagebouwde huiskamer met gesynchroniseerd lichtspektakel (met oplichtende boektitels en lichtgevende vloer en aangepaste raamverlichting). Enfin, morgen moet er weer gewerkt worden. Bedankt Denemarken!

Labels: